Sikait, de site van het antieke Senskis/Senskete, ligt ten noordwesten van de Grieks-Romeinse
havenstad Berenike en direct ten zuidwesten van het huidige Marsa Alam. Het gebied
rondom Sikait stond in de oudheid bekend als Mons Smaragdus; de bergwanden in de
streek leverden namelijk waardevolle smaragd. Deze groene edelsteen is een variëteit
van beril en geldt als de edelste steen uit deze groep.
Smaragdwas zeker in de Grieks-Romeinse periode een zeer gewilde edelsteen, zoals
mag blijken uit de verhalen die bekend zijn over koningin Cleopatra en haar voorliefde
voor smaragden. Volgens de overlevering plaatste de koningin de volledige productie
van de smaragdmijnen onder haar controle en was het niet ongebruikelijk dat ze buitenlandse
ambassadeurs ontving, terwijl ze overdekt was met smaragd. Wanneer de gasten Egypte
verlieten, gaf zij hen bovendien een smaragd ten geschenke, waarin haar portret gegraveerd
was.
Mons Smaragdus wordt in de oudheid al door verschillende klassieke auteurs genoemd.
Zo vermeldde Strabo dat in de periode van keizer Augustus (63 voor Christus-14 na
Christus) de Arabieren diepe tunnels groeven om de smaragd te winnen. In de eerste
eeuw na Christus schreef ook Plinius de Oudere over Sikait, zeggende dat er smaragd
gewonnen werd in de mijnen in de heuvels bij Coptos. In de vijfde eeuw na Christus
verklaarde Olympiodorus dat men toestemming nodig had van de koning van de Blemmyes,
een nomadische woestijnstam die in die tijd het gebied controleerde, om de mijnen
te bezoeken.
Om de winning van de groene en zeer kostbare edelsteen mogelijk te maken, groeven
de Romeinen in de rotswanden van de wadi te Sikaitdiepe mijngangen. Zo probeerden
ze de schistlagen te bereiken waarin het mineraal zich gevormd had. Op de site zijn
dan ook verschillende mijnschachten gevonden. De schachten zijn veelal in de oostelijke
berghelling aangebracht. De tot nu toe grootste schacht die door de archeologen gelokaliseerd
werd, meet 7,7 meter in diameter en is tenminste 10 meter diep. In de steile wanden
van de schacht zijn een aantal versleten traptreden ontdekt.
Bij de toegang tot het mijngebied verrees een stad, waarvan de huizen tegen de berghellingen
werden gebouwd en de tempels in de rotsen werden uitgehouwen. De oude mijnstad ligt
ongeveer vijfenveertig kilometer landinwaarts vanaf de kust van de Rode Zee en was
in de oudheid verbonden met het systeem van wegen dat de Grieks-Romeinse havenstad
Berenike met de Nijl verbond. Sikait kan tegenwoordig worden bereikt via een zijtak
van Wadi Gemal, die haar naam dankt aan de vele kamelen die er rondlopen. Langs de
route bevinden zich onder andere verschillende ‘cairns’ welke oude wegen markeren,
maar ook enkele graven en sporadische gebouwen.
Tot ver in de Middeleeuwen vormden de mijnen in het gebied van Mons Smaragdus de
belangrijkste bron van smaragd. Pas in de vijftiende eeuw werden er, via Arabische
handelscontacten met India, smaragdstenen van betere kwaliteit uit het Midden-Oosten
aangevoerd. Dit moet uiteindelijk ook de definitieve sluiting van de mijnen in het
gebied van Mons Smaragdus hebben veroorzaakt.
In de winter van 2000 werd er in Sikait door een groep archeologen een eerste survey
uitgevoerd; dit gebeurde als onderdeel van het Berenike-Project. In de zomer van
2001 werd de survey in Sikait voortgezet en werden erde nodige kaarten gemaakt.
Ook vond het eerste onderzoek van het in de stad gevonden aardewerk plaats. In 2002
en 2003 werden er opgravingswerkzaamheden uitgevoerd in Sikait. De onderzoeken en
de vondsten uit Sikait wijzen erop dat de stad met name in de vijfde eeuw na Christus
intensief bewoond werd. Er moet sprake zijn geweest van grootse mijnbouwactiviteiten,
die op hun beurt een enorm bouwplan voor de stad rechtvaardigden, inclusief gebouwen
met een complexe architectuur en met bescheiden decoratieve elementen.